Kies uw land:

NederlandNederland

Kies uw land:

PROTEQ
search

Begrijp de valrisico’s van de werkomgeving

Er zijn drie valfactoren bij valbeveiliging die betrekking hebben op de positie van het verankeringpunt. De afstand van een mogelijke val door een werknemer wordt berekend en de uitrusting zo gekozen dat er bij een val geen risico bestaat op contact met het onderliggend niveau. De werknemer moet steeds, indien mogelijk, een verankeringpunt kiezen op schouderhoogte of hoger (factor 1 of 0). Een hoger gelegen verankeringpunt zal de valafstand verkorten en dus het risico op lichaamsletsel aanzienlijk verkleinen dat wordt veroorzaakt door de gevolgen van valkrachten. 

Het pendeleffect

Indien de reddingslijn niet verticaal boven de werkplek wordt bevestigd, zal de werknemer bij een val een pendelbeweging maken en onderweg mogelijk gewond raken, doordat hij of zij op de grond valt of tegen een aanpalend object stoot. Indien het onmogelijk is om een verankeringpunt te gebruiken nabij het werkstation, worden twee verankeringspunten gekozen aan twee zijden van de werknemer om het pendeleffect tegen te gaan.

Berekeningen valruimte

Dit is de hoogte, de afstand die een vallend persoon aflegt vanaf het valbeveiligingsankerpunt. Deze hoogte hangt af van de valfactoren (zie valfactor). Diverse situaties kunnen zich voordoen en het is de verantwoordelijkheid van de werknemer om te garanderen dat er een geschikte valhoogte voorhanden is. Om deze te berekenen moet de werknemer de hieronder aangeduide afstanden kennen.

Onderstaande berekeningen geven de minimale valafstand aan die wordt vereist tussen het ankerpunt van de vanglijn en het onderliggende niveau.

Lengte van de vanglijn
+ Volledig in werking zijnde valdemper
+ Lichaamslengte van voeten tot aan ankerpunt harnas
+ Extra valhoogte

Voorbeelden:
Berekeningen met de volgende vanglijn lengtes zijn als volgt:

  • 2m lijnen: 2m (lengte van de vanglijn) + 1.75m (valdemper) + 2m (lichaamslengte) + 1m veiligheidsmarge = 6.75 m
  • 1.5m lijnen: 1.5m (lengte van de vanglijn) + 1.5m (valdemper) + 2m (lichaamslengte) + 1m veiligheidsmarge= 6m

Valfactor 0

Het verankeringspunt bevindt zich boven het hoofd en de vanglijn staat gespannen tussen het verankeringspunt en de werknemer. De valruimte wordt verminderd, zoals wordt getoond.

Valfactor 1

Het verankeringspunt bevindt zich op het niveau van het bevestigingspunt van het harnas of erboven, waardoor een vrije val mogelijk is gelijk aan de lengte van de vanglijn voor het in werking treden van de valstopblok om de val te stoppen.

Valfactor 2

Het ankerpunt bevindt zich op het niveau van de voeten van de werknemer, waardoor een vrije val mogelijk is gelijk aan twee maal de lengte van de vanglijn voor het in werking treden van de valstopblok om de val te stoppen.

Als u twijfelt: Valstopblokken verminderen valruimte < 3 m

Een valstopblok of automatisch oprollende reddingslijn stopt een val op slechts enkele centimeters en is dus de ideale oplossing voor werken op geringe hoogte, waarbij een schokdempende vanglijn niet kan vermijden dat de gebruiker een obstakel op het onderliggende niveau raakt.